Toelichting bij bedrijfseconomische termen in de boekhouding

Algemene bedrijfsgegevens

Arbeid
Gronden
Teeltplan
Verkavelingstoestand
Veestapel
Melkquotum

Balans

Activa
Herwaardering melkquotum
Passiva

Resultaatrekening totale bedrijf

Opbrengsten
Variabele kosten
Saldo rundveehouderij
Vaste kosten
Netto bedrijfsresultaat
Arbeidsinkomen
Winst
Cash flow

Vrije cash flow
Beschikbare middelen
Besteding van de beschikbare middelen

Financiële kengetallen

Melkvee exploitatie

Algemene gegevens
Opbrengsten
Kosten

Analyse melkproductie en -opbrengsten

Analyse voerverbruik en kosten

Analyse vleesopbrengsten melkveehouderij

Jongvee opfok

Ruwvoer

Kosten ruwvoerwinning

Analyse graslandgebruik en voedergewassen

Analyse kosten dood kapitaal

Zonnepanelen

Ratio's en financiële kengetallen

Schuldratio per einde boekjaar
Solvabiliteit
Solvabiliteitsratio per einde boekjaar
Rendabiliteit
Rendabiliteit totaal vermogen
Rendabiliteit eigen vermogen
Rendabiliteit vreemd vermogen
Omloopsnelheid
Rentedekking
Moderniteit
Aflossingspercentage
Investering eigen middelen 4jr/100L FPCM
Aflossing 4 jr/100L FPCM
Reserveringscapaciteit
Kritieke opbrengstprijs
Bodemprijs

Benodigd voersaldo (IOFC)

Kritieke opbrengstprijs

Btw-balans

Algemene bedrijfsgegevens

Op deze pagina wordt een algemeen beeld geschetst over de grootte en de omvang van het bedrijf. Er wordt ondermeer gekeken naar de arbeidintensiteit, de gronden, het teeltplan, de verkavelingstoestand, de veestapel en het melkquotum.

Inhoudsopgave

Arbeid

Één meewerkend persoon wordt gerekend als één arbeidskracht, ongeacht het aantal uren deze persoon werkt. Een volledige arbeidskracht wordt geacht minimaal 1.800 uren per jaar te werken. Er wordt een totaal aan arbeidskrachten op het bedrijf weergegeven, dit is vooral van belang om te kunnen bepalen hoeveel liter per arbeidskracht wordt gemolken.

Inhoudsopgave

Gronden

Bij het onderdeel gronden wordt een opsplitsing gemaakt tussen de grond in eigendom en de grond die gepacht (gehuurd) wordt. Ook wordt er een verschil gemaakt tussen het beteelde oppervlakte en de verloren oppervlakte. Met verloren oppervlakte wordt het erf bedoeld waar de sleufsilo´s en gebouwen opstaan, maar ook eventueel andere oppervlaktes grond die niet voor de landbouw gebruikt worden.

Inhoudsopgave

Teeltplan

Het teeltplan geeft een overzicht van de geteelde gewassen op het beteelde oppervlak. In het teeltplan wordt een splitsing gemaakt tussen grond gebruikt voor de veehouderij en marktbare teelten. Door deze opsplitsing wordt het mogelijk om bedrijven met of zonder marktbare teelten met elkaar te kunnen vergelijken.

Inhoudsopgave

Verkavelingstoestand

De verkavelingstoestand geeft een beeld over de gemiddelde grootte van de kavels op het bedrijf. Dit begrip is belangrijk om bijvoorbeeld de gewerkte tractor uren en loonwerkkosten te kunnen verklaren. Een kavel is een aaneengesloten blok land, zonder doorsnijding van waterlopen, openbare sloten, wegen en dergelijke. Een kavel kan wel in meerdere percelen verdeeld zijn.

Inhoudsopgave

Veestapel

Bij de rubriek veestapel krijgt men een overzicht van het vee gedurende een boekjaar. Eerst worden de gemiddelde stuks vee aangegeven.

In de tweede kolom spreekt men van graasdiereenheden, GDE. Met behulp van graasdiereenheden kunnen dieren naar elkaar worden omgerekend op basis van de netto voederbehoefte (in kVEM).
Als uitgangspunt is een melkveestapel genomen die 6.000 kg melk per jaar produceert (met 4% vet en 3,3% eiwit) en die wordt geweid onder gemiddelde beweidingsomstandigheden.
In deze melkveestapel is de voederbehoefte dan 4.960 kVEM per melkkoe per jaar. Deze gemiddelde melkkoe van 6.000 kg melk per jaar wordt als één graasdiereenheid aangemerkt.
Door de kVEM behoefte op jaarbasis te berekenen voor andere graasdieren en het voer volgens een verhoudingsgetal ten opzichte van de vermelde melkkoe aan te geven, zijn volgende waarden ontstaan:

Indien jongvee in opfok is bij derden, dan staan deze dieren niet vermeld bij het gemiddeld aanwezig jongvee. Het betreft hier alleen de dieren die effectief op het bedrijf zelf aanwezig waren.

   
kVEM
GDE
Melkkoe 6.000 kg melk
4.960
1,00
  7.000 kg melk
5.420
1,09
  8.000 kg melk
5.880
1,19

Jongvee 0-1 jaar
1.373
0,28
  1-2 jaar
2.543
0,51
  > 2 jaar
2.740
0,55

In de derde kolom spreekt men van grootvee-eenheden, GVE. Een grootvee-eenheid is bijna hetzelfde als een graasdiereenheid, met als enige verschil dat er voor de melkkoeien geen onderscheid gemaakt wordt in melkproductie. Alle koeien worden dus als een koe met 6.000 kg melk per jaar beschouwd.

Inhoudsopgave

Melkquotum

Het gedeelte melkquotum geeft een overzicht van de totale liters die men mag leveren volgens het quota gedurende één quotumjaar. Bij de te leveren liters melk wordt rekening gehouden met de vetreferentie. Een quotumjaar loopt van 1 april tot 31 maart.

In de tweede kolom worden de aantal liters volgens FPCM of meetmelk berekend. Meetmelk staat voor de hoeveelheid melk die gecorrigeerd wordt op vet en eiwit. Omdat niet elke melkveehouder eenzelfde vet- en eiwitgehalte heeft in de melk, vindt er een correctie plaats zodat de hoeveelheid melk wordt omgerekend naar 4,00 % vet en 3,33 % eiwit. De meetmelk wordt berekend volgens volgende formule:
FPCM = (0,337 + 0,116 x %vet + 0,06 x %eiwit) x liters melk.
De geleverde liters melkerij na vetcorrectie, worden hier berekend zoals dit gebeurt voor de berekening van de superheffing. Vervolgens worden deze liters weergegeven als % van het melkquotum. Het gaat hier echter over de liters geleverd in het boekjaar. Dit loopt niet parallel met het melkquotumjaar.
De geproduceerde liters melk per ha melkveehouderij en per ha melkveehouderij inclusief aankoop ruwvoer en voorraadmutatie ruwvoer geven aan hoe intensief de gronden worden benut. Voor de berekening hiervan worden de geproduceerde liters melk gedeeld door de som van de gebruikte ha voor de melkveehouderij, gecorrigeerd voor de hectares aankoop ruwvoer en voorraadwijziging.

De aangekochte kg ds ruwvoer worden omgerekend naar hectares op basis van 12.000 kg ds per hectare.
Voor de wijziging in de ruwvoervoorraad worden de volgende omrekennormen gehandteerd:
snijmais: 13.000 kg ds / ha
graskuil/hooi: 11.000 kg ds / ha
luzernehooi en andere: 10.000 kg ds / ha

Voorbeeld
Gegevens:
- 630.000 liter melk geproduceerd
- 35 ha voor de melkveehouderij
- 45.000 kg ds ruwvoer aangekocht
- 39.000 kg ds snijmais meer in voorraad

Geproduceerde L/ha melkveehouderij incl. aankoop ruwvoer
= 630.000 li /(35 ha +(45.000 kg ds/12.000 kg ds/ha - 39.000 kg ds/13.000 kg ds/ha)
= 630.000 li / (35 ha + 3,75 ha - 3,00 ha)
= 630.000 li / 35,75 ha
= 17.622 li/ha

Inhoudsopgave

Balans

De balans is een momentopname van de bezittingen, activa, in het bedrijf en van de manier waarop deze zijn gefinancierd, passiva.

De balans geeft weer waar het bedrijf haar middelen haalt, m.a.w. wat de oorsprong of de bron is van haar vermogen of er gefinancierd wordt en hoe deze middelen worden aangewend of worden geïnvesteerd.

Inhoudsopgave

Activa

Het actief bestaat uit:

•  quotum en rechten
•  grond en gebouwen
•  werktuigen en machines
•  voorraden
•  vee
•  aandelen in coöperaties

De activa zijn gewaardeerd op basis van hun historische aankoopprijs excl. btw.
De voorraden en het vee zijn gewaardeerd op basis van de kostprijs.

Inhoudsopgave

Herwaardering melkquotum

In 2015 wordt het melkquotum afgeschaft. Momenteel zitten we in een overgangsperiode. De gewijzigde uitgangspunten die het LEI in Nederland vanaf nu gebruikt, hebben we voor LIBA ook toegepast. In de praktische uitvoering doen wij het wel anders dan het LEI, maar het achterliggende principe blijft hetzelfde:
- het inkomenspotentieel van een bedrijf blijft een waarde behouden. In KMO bedrijven noemt men dit de goodwill of het handelsfonds.
- het verschil tussen de huidige boekwaarde van het melkquotum en de NER’s en de toekomstige goodwill boeken we nu af.

Als waarde voor de goodwill hanteren we voorlopig 30 cent per liter melkquotum dat op 1 april in eigendom aanwezig is.
We hebben er voor gekozen om de afboeking in één keer te doen, namelijk per 1/11/2009 of 1/1/2010 of 1/5/2010. Als er nog melkquotum wordt bijgekocht na deze datum, dan gebeurt een eventuele afboeking op de eindbalansdatum van het boekjaar. Elk boekjaar wordt op de eindbalansdatum de afboeking dus opnieuw berekend op basis van het melkquotum dat het bedrijf in eigendom heeft dat boekjaar.

Het afboeken doen we niet in de resultaatrekening, omdat dit het resultaat van één jaar dan behoorlijk beïnvloed, en het geen waardedaling is die in één boekjaar is ontstaan. We laten het afboeken wel duidelijk op de balans zien en in het overzicht boekwaarde dood kapitaal
Omdat melkquotum en NER met elkaar samenhangen, is de boekwaarde van de aangekochte NER’s meegenomen in de berekening van het afboeken van melkquotum

Voorbeeld bedrijf:

melkquotum: 500.000 li melkquotum, aankoopbedrag
€ 250.000
 
NER: x aantal, aankoopbedrag €
€ 25.000
 
boekwaarde melkquotum en NER samen is
€ 275.000
 
herwaardering
- € 125.000
(275.000 – 150.000)
nieuwe boekwaarde NER+quotum
€ 150.000
(500.000 li x 0,30)

balans
31/10/2009
1/11/2009
melkquotum
€ 250.000
€ 250.000
NER
€ 25.000
€ 25.000
herwaardering
- € 125.000
€ 0
totaal
€ 150.000
€ 275.000

van de herwaardering van € 125.000 rekenen we € 25.000 toe aan de NER’s en € 100.000 aan het quotum.
Het is louter om praktische redenen dat we de NER’s op 0 zetten. Ze behouden natuurlijk wel waarde, maar dat zal voor een melkveebedrijf toch zijn in samenhang met het melkquotum.

De afboeking heeft wel als invloed dat de berekende rente in het resultaat verlaagd. De berekende rente wordt genomen over het gemiddelde van de beginboekwaarde en de eindboekwaarde. Vanaf 1/11/2009 is de beginboekwaarde nog ongewijzigd, maar de eindboekwaarde zal meestal lager zijn. Het eerste boekjaar na wijziging is de berekende rente dus deels lager, het tweede boekjaar zal die nog wat lager zijn, omdat dan zowel de begin- als de eindboekwaarde verlaagd zijn.

Inhoudsopgave

Passiva

Het passief bestaat uit het eigen vermogen en het vreemd vermogen.
Het vreemd vermogen is het geld dat men geïnvesteerd heeft, maar dat afkomstig is van derden zoals de bank, familie,…
Het eigen vermogen is het geld dat men geïnvesteerd heeft met eigen middelen.

Inhoudsopgave

Resultaatrekening totale bedrijf

In de resultatenrekening totale bedrijf wordt een overzicht gegeven van alle opbrengsten en kosten die gemaakt zijn in een bepaald jaar.
Na enkele afhoudingen en toevoegingen bekomt men het bedrag waarover men vrij kan beschikken.

De resultaatrekening van het totale bedrijf wordt ook nog uitgedrukt per geproduceerde liter FPCM en per gemiddeld aanwezige melkkoe. De opzet is dezelfde als hieronder is beschreven, maar hierin zijnenkele posten samengevoegd. Ter vergelijking is telkens ook het gemiddelde van de LIBA bedrijven vermeld per liter en per koe.

Inhoudsopgave

Opbrengsten

Het gedeelte opbrengsten wordt voornamelijk gevormd door de opbrengst uit de geleverde melk. Een andere post opbrengsten is de vleesproductie. Deze bestaat uit de opbrengsten van vee dat het bedrijf heeft verlaten. Hiermee wordt de verkoop van jongvee en melkkoeien bedoeld. Verkopen kan als fokvee of wegens ouderdom en/of andere problemen. De opbrengsten worden verminderd met de aankopen vee die het bedrijf gedaan heeft. De aankopen kunnen melkkoeien of jongvee zijn.

Het inventarisverschil vee wordt berekend door de waarde en omvang van de veestapel op het begin en het einde van het boekjaar te vergelijken. Indien in het boekjaar de veestapel bijvoorbeeld is uitgebreid door aankopen rundvee, dan zal het inventarisverschil positief zijn. Dit positieve inventarisverschil compenseert dan het aankoopbedrag

Premies die direct samenhangen met de melk- of vleesproductie worden hier bij de opbrengsten genoteerd. Eventueel verschuldigde superheffing wordt van de premies afgetrokken.

Inhoudsopgave

Variabele kosten

De variabele kosten zijn kosten die aan de rundveehouderij toegerekend kunnen worden indien ze variëren naargelang er meer of minder geproduceerd wordt. De variabele kosten kunnen jaarlijks sterk variëren doordat er meer of minder geproduceerd wordt en door de fluctuerende prijzen van bijvoorbeeld voeders alsook teeltkosten.

De variabele kosten bestaan uit:

Veekosten = alle kosten die gemaakt zijn voor het vee, zoals: veeartskosten, melkcontrole, ki-kosten, dipmiddelen, stro,…

Krachtvoer en melkproducten = droog krachtvoer, enkelvoudig bv sojaschroot of samengesteld krachtvoer

Bijproducten = nat krachtvoer bv perspulp, bierdraf

Aankoop ruwvoer = ruwvoer is alles wat een koe onbeperkt kan eten zoal vers gras, graskuil, maïskuil, graszaadhooi,…

Teeltkosten voedergewassen = het variabel gedeelte van de teeltkosten

Voorraadmutatie ruwvoer = de voorraadmutatie is de stijging of daling van de voorraad ruwvoer op het einde van het boekjaar ten opzichte van het vorige jaar. Wanneer de waarde van het ruwvoer gedaald is ten opzichte van het vorige jaar, wordt deze daling als een kost gezien. Wanneer de waarde stijgt, wordt de stijging als een opbrengst gezien.
Het ruwvoer wordt toegekend in het jaar dat het opgevreten wordt door de koeien en niet in het jaar dat het geteeld wordt.

Berekende rente vee = de intrest die men zou krijgen als de waarde van het vee op de bank staat. Deze waarde berekent men door de som van de beginbalans en de eindbalans te delen door twee en vervolgens te vermenigvuldigen met 5 %.

Inhoudsopgave

Saldo rundveehouderij

Het saldo rundveehouderij wordt bekomen door de opbrengst die men vergaart uit de runveehouderij, te verminderen met de variabele kosten die men gemaakt heeft voor de rundveehouderij.

Door aan het rundveehouderij saldo de saldo's behaald uit de neventakken toe te voegen verkrijgt men het bruto bedrijfsresultaat. De overige bedrijfsopbrengsten zijn opbrengsten die niet rechtstreeks van de rundveehouderij of neventakken afkomstig zijn, maar die wel tot het bedrijf behoren. Bijvoorbeeld bio premie, premie landschapselementen, premie zorgboerderij etc.

Het brutobedrijfsresultaat is het werkelijke gerealiseerde resultaat van de gehele onderneming

Inhoudsopgave

Vaste kosten

De vaste kosten zijn kosten die niet sterk veranderen naarmate de productie stijgt of daalt.
Wanneer de productie op een bedrijf echter sterk in omvang toeneemt, zullen er investeringen moeten gebeuren. Door het uitvoeren van deze investeringen zullen de vaste kosten stijgen.

Water en elektriciteit zijn deels vaste kosten en deels variabele kosten. Omdat ze dikwijls moeilijk toe te rekenen zijn bij verschillende bedrijfstakken zijn ze hier opgenomen bij de vaste kosten.

De vaste kosten bestaan uit:

Huur melkquotum

Pacht = het geld dat men betaalt voor het huren van landbouwgrond. Wanneer een bedrijf veel grond in eigendom heeft (bijvoorbeeld geschonken door ouders) en een vergelijkbaar ander bedrijf heeft veel grond in pacht, dan zou dit tweede bedrijf een lager inkomen hebben. Door het aanrekenen van fictieve pacht op de grond in eigendom zullen de bedrijven te vergelijken zijn met elkaar.

Grond = hierin zitten de kosten van de grond zoals afrastering, roerende voorheffing,… en eventuele afschrijving van drainage, kosten op aankoop,… In dit onderdeel wordt ook rekening gehouden met de fictieve pacht.

Fictieve pacht is het aantal ha in eigendom vermenigvuldigd met een fictieve pachtprijs. Deze fictieve pacht heeft men nooit betaald, maar wordt toch in kosten gebracht. Grond wordt niet afgeschreven. Om geen verschil te maken tussen een melkveehouder die de grond gekregen heeft of een melkveehouder die de grond gekocht heeft, voert men fictieve pacht in.

De fictieve pacht was € 200 per ha, maar is vanaf boekjaar 1/11/2009 verhoogd naar € 300 per ha.

Gebouwen, tractor, machines = deze vaste kosten worden gevormd door de jaarlijkse afschrijving, de intrest op de gemiddelde boekwaarde en de onderhoud- en brandstofkosten.

Berekende rente quotum en andere rechten = de intrest die men zou krijgen als men de waarde van het quotum en de andere rechten op de bank had staan. De waardering van het quotum en de rechten gebeurt op basis van de historische aanschafwaarde en de herwaardering. De berekende rente wordt berekend op de boekwaarde na herwaardering.

Berekende rente voorraden en aandelen = de intrest die men zou krijgen als men de waarde van de voorraden en de aandelen op de bank had staan. De waarde van de voorraad is het gemiddelde van de waarde van de begin- en eindvoorraad.

Personeel

Elektriciteit en water

De elektriciteit die via zonnepanelen zelf wordt geproduceerd, wordt hier als kost meegerekend. In de berekening van de neventak zonnepanelen wordt dit bedrag als opbrengst meegenomen.

Verzekering

Bedrijfsbeheer, lidgelden, abonnementen

Inhoudsopgave

Netto bedrijfsresultaat

Indien van het brutobedrijfsresultaat de vaste kosten worden afgetrokken verkrijgt men het netto bedrijfsresultaat. Van het netto bedrijfsresultaat worden de onvoorziene kosten (kosten gemaakt in een ander boekjaar) afgetrokken en worden vervolgens de bedrijfstoeslag en onvoorziene inkomsten (VLIF premie, of andere inkomsten uit een ander boekjaar) bijgeteld. Wat nu resulteert is het totale netto bedrijfsresultaat van de onderneming.

Het netto bedrijfsresultaat geeft de boekhoudkundige winst weer. Het is de berekende vergoeding voor de eigen arbeid en het ondernemersrisico van de ondernemer.

De buitengewone baten en lasten zijn de inkomsten of uitgaven die men in het boekjaar maakt, maar die eigenlijk betrekking hebben op een vorig of toekomstig boekjaar.

Inhoudsopgave

Arbeidsinkomen

Het arbeidsinkomen is een belangrijk gegeven in de bedrijfseconomische boekhouding. Het is de vergoeding voor de geleverde arbeid van de ondernemer en het ondernemersrisico. De kosten voor alle overige arbeid en de kosten van het in het bedrijf geïnvesteerde vermogen zijn hierbij volledig vergoed.

Inhoudsopgave

Winst

Om de winst te berekenen, worden er enkele afhoudingen en toevoegingen gedaan aan het arbeidsinkomen:

•  Af: betaalde lonen
•  Bij: ontvangen VLIF premie
•  Af/bij: btw uit de gewone bedrijfsvoering (dit doet men enkel bij melkveehouders die onderworpen zijn aan het forfaitaire stelsel)
•  Bij: fictieve pacht
•  Bij: berekende rente
•  Af: betaalde rente = de rente van de leningen die men daadwerkelijk betaalt aan de bank of aan derden.
•  Bij: ontvangen rentesubsidie

Om de winst te berekenen worden er enkele afhoudingen en toevoegingen gedaan aan het arbeidsinkomen. Van het arbeidsinkomen worden de betaalde lonen en betaalde rente afgehaald. Vervolgens wordt de berekende rente en de fictieve pacht erbij geteld, evenals de ontvangen LIF premie en ontvangen rentesubsidie. Op deze manier ontstaat de bedrijfswinst. De toevoegingen zijn alle kosten die geen uitgaven zijn (berekende rente en fictieve pacht) en eventueel inkomsten die geen opbrengsten zijn zoals de btw-winst bij een forfaitaire landbouwer. De afhoudingen zijn uitgaven welke geen effectieve kosten zijn (betaalde rente)

Inhoudsopgave

Cash flow

De cash flow is het arbeidsinkomen na toevoeging van de berekende rente en de berekende afschrijving en na aftrek van de betaalde rente.
De cash flow geeft aan hoeveel geld er beschikbaar is voor kapitaalaflossing van de leningen, voor investeringen met eigen middelen en om te sparen.

Afschrijving = het spreiden van de aankoopkosten over de gebruiksjaren van het goed. het aankoopbedrag wordt dus gespreid over meerdere jaren en in mindering gebracht van de winst.

Inhoudsopgave

Vrije cash flow

Vrije cash flow is de cash flow na betaling van de kapitaalsaflossingen van leningen. De vrije cash flow geeft aan hoeveel geld er resteert voor privé, sparen en voor nieuwe investeringen.

Inhoudsopgave

Beschikbare middelen

De beschikbare middelen worden berekend door de vrije cash flow te verminderen met de privé uitgaven en met de belastingen die men in dat jaar betaald heeft.

De beschikbare middelen geven het bedrag weer dat dit boekjaar beschikbaar is voor investeringen en sparen. Het zijn de middelen die de melkveehouder kan gebruiken buiten de gewone bedrijfsvoering.

Inhoudsopgave

Besteding van de beschikbare middelen

In het gedeelte besteding van de beschikbare middelen kan worden afgeleid welke investeringen er het afgelopen jaar plaats hebben gevonden. Ook is zichtbaar welk bedrag aan het bedrijf is toegevoegd of ontrokken. Dit betekent dat eigen middelen in het bedrijf zijn gebracht of juist zijn ontrokken. Dit kan betekenen dat er geld op een spaarrekening is gezet of afgehaald of leveranciersschulden zijn toegenomen of afgebouwd.

Dit wordt in een tabel weergegeven met een overzicht van de laatste jaren. Hierin staat tevens de investeringsevolutie vermeld.

Inhoudsopgave

Financiële kengetallen

Op de pagina van de financiële kengetallen wordt een algemeen beeld gegeven van het saldo en netto bedrijfsresultaat van het totale bedrijf, maar ook van de melkveetak afzonderlijk.

Het saldo per koe bedraagt de opbrengsten verminderd met de variabele kosten per koe. Deze graadmeter kan gebruikt worden om te vergelijken of een bedrijf te hoge variabele kosten heeft en/of een te lage melkopbrengst.

Het saldo per hectare bedraagt de opbrengsten verminderd met de variabele kosten van de melkvee exploitatie gedeeld door het aantal beschikbare hectares voor de veehouderij.

Het netto bedrijfsresultaat per koe is het netto bedrijfsresultaat van de melkvee-exploitatie gedeeld door het gemiddeld aantal aanwezige melkkoeien.

Het netto bedrijfsresultaat per 100 liter FPCM is het netto bedrijfsresultaat van de melkvee exploitatie gedeeld door de geproduceerde liters melk in FPCM.

In de tweede rij is verdeeld hoeveel procent van het netto bedrijfsresultaat behaald wordt per soort bedrijfsvoering. Er dient te worden nagestreefd dat het grootste gedeelte van het netto bedrijfsresultaat wordt verkregen door de opbrengsten gegenereerd uit het melkvee of door een toekomstwaardige neventak.

Inhoudsopgave

Melkvee exploitatie

Bij melkvee exploitatie worden de kosten en de opbrengsten weer gegeven die gemaakt en verkregen zijn voor enkel de melkkoeien.
Wanneer men de opbrengsten dan vermindert met de kosten, krijgt men het netto bedrijfsresultaat uit de melkvee exploitatie. Dit wil zeggen hoeveel ‘winst' of ‘verlies' men gemaakt heeft bij de melkkoeien.

De bovenste rij geeft de algemene gegevens weer van de melkvee-exploitatie. Daaronder worden de opbrengsten en de kosten weergegeven op verschillende manieren, de totale kost of opbrengst, per koe en per 100 liter FPCM.

Inhoudsopgave

Algemene gegevens

Het gemiddeld aanwezige aantal koeien, zijn het aantal melkkoeien die volgens de inventaris gemiddeld aanwezig zijn in het boekjaar.

De geproduceerde liters melk bestaan uit:

•  de melk die men verhandeld heeft aan de melkerij met hun vet en eiwitgehalte.
•  de melk die men aan de kalveren gegeven heeft
•  de melk die men voor huishoudelijk gebruik heeft verbruikt
•  probleemmelk

De geproduceerde liters FPCM melk zijn de geleverde liters melk omgerekend naar meetmelk.

De melkproductie per koe is de totaal geproduceerde melk gedeeld door het gemiddeld aantal aanwezige melkkoeien.

Ruwvoermelk zijn de liters FPCM melk die een koe geproduceerd heeft op basis van de energie uit het ruwvoer. De ruwvoermelk wordt als volgt berekend: liter FPCM per koe – (1,35 x kg krachtvoer/koe). Het krachtvoer omvat ook de bijproducten omgerekend naar 90 % droge stof.

Inhoudsopgave

Opbrengsten

Bij de opbrengsten houdt men eerst rekening met de verkoop en aankoop van koeien en kalveren. Deze prijzen zijn de effectief ontvangen gelden van het boekjaar. De aankoop van dieren wordt niet als een kost gezien, maar wordt bij de opbrengsten in mindering gebracht bij de verkopen.

Het getal dat men bekomt bij vaarzen van jongvee is afkomstig van pagina 12. Het is de kost van de vaarzen die in het boekjaar naar de melkvee exploitatie gegaan zijn. Deze waarde wordt later verminderd met het resultaat uit het jongvee.
De gemiddelde vaars is ongeveer 24 maanden als ze overgaat naar het melkvee. Om deze vaars op te fokken is er een kostprijs. Deze kostprijs wordt later berekend, maar wordt bij het melkvee in mindering gebracht. De kosten zijn immers al gemaakt, en berekend, bij de jongvee exploitatie.

De vervangingsopbrengst of kost die men bekomt, is de som van alle verkopen van de melkkoeien en kalveren min de aankopen van koeien en de overgang van de vaarzen uit het jongvee.
Het bedrag geeft aan hoeveel de vervanging van de uitgestoten koeien kost of opbrengt. Wanneer het een kost is, geeft het ook aan hoeveel het kost om de veestapel in stand te houden.

Uiteindelijk worden de opbrengsten die men verkrijgt van de melk nog bijgevoegd.

Inhoudsopgave

Kosten

De kosten bestaan uit variabele en vaste kosten.

Het grootste deel van de variabele kosten wordt gevormd door de voerkosten. Dit zijn alle voeders die men gekocht of geteeld heeft, enkel voor het melkvee.
Het overige deel van de variabele kosten zijn specifieke melkveekosten zoals melkcontrole, dipmiddelen, veearts,…
Bij de variabele kosten wordt ook een deel rente veekapitaal toegerekend. De waarde van het vee wordt omgerekend naar de rente die men had kunnen krijgen als de waarde van het vee belegd of gespaard was geweest.

De vaste kosten bij de melkvee exploitatie zijn dezelfde vaste kosten als bij de resultatenrekening. Alleen worden hier enkel de vaste kosten weergegeven die men effectief gemaakt heeft voor het melkvee of daaraan toegerekend worden.

Inhoudsopgave

Analyse melkproductie en -opbrengsten

In het overzicht van de melkopbrengsten krijgt men een beter beeld van de geleverde melk. Zo wordt de verkregen melkopbrengst uitgelegd door het toevoegen of verminderen van de behaalde premies en /of heffingen.

In het onderdeel melkbestemmingen is zichtbaar hoeveel melk er uiteindelijk naar de verschillende bestemmingen is gegaan. Op deze manier kan worden bekeken of er sprake is van een kwaliteitsprobleem door een grote afwijking tussen geproduceerde en geleverde melk.

Een toelichting op de geleverde melk is het volgende dat wordt uitgewerkt. In deze analyse worden melkprijzen en verhouding vergelijken.

De analyse melkproductie en -opbrengsten geeft weer hoeveel ontvangen is voor de melk en uit welke gehaltes deze melk bestaat gedurende het jaar.

Inhoudsopgave

Analyse voerverbruik en kosten

Bij de analyse van het voerverbruik en de kosten wordt er weergegeven wat en hoeveel er gevoederd werd in het boekjaar en wat de kostprijs van dit voeder was. Aan de hand van deze pagina kan men nagaan welke onderdelen van het voerverbruik het meest gekost hebben. Men kan ook vergelijken met de gemiddelde melkveehouder.

Het enkelvoudig krachtvoer bevat meer dan 90 % drogestof en is een krachtvoergrondstof die al dan niet kan worden opgemengd met ander grondstoffen. Enkele voorbeelden van enkelvoudig krachtvoer zijn:

•  sojaschroot;
•  kool- en raapzaadschroot;
•  geplette en gemalen granen;
•  droge bietenpulp;
•  maïsgluten.

Onder mengvoer wordt samengesteld krachtvoer verstaan. Het mengvoer is samengesteld uit verschillende enkelvoudige krachtvoeders met meestal een toediening van mineralen en vitaminen.

De bijproducten bestaan uit: bietenperspulp, bierborstel, voerderbieten, aardappelen, CCM, MKS en andere.
De bijproducten worden omgerekend van kg natproduct naar kg droog product met een droge stof van 90 %. Dit doet men om het totaal pakket van het krachtvoer te kunnen vergelijken.

We verduidelijken dit aan de hand van een voorbeeld:
100.000 kg bietenperspulp x 22 % drogestof = 22.000 kg droge stof
22.000 kg ds / 90 % ds = 24.444 kg bijproduct 90 % ds
( 24.444 kg / totaal melkquotum FPCM) x 100= kg bijproduct omger. 90 % ds / 100L FPCM

De mineralen bestaan uit het totaal aan supplementen die men in kleine hoeveelheden aan de koeien verstrekt. Enkele voorbeelden van mineralen zijn: zout, krijt, mineralen bolus, mineralenmengsels,…

Het ruwvoer is datgene dat een melkkoe onbeperkt kan eten; zoals maïs, hooi, gras, stro,…; al de rest is krachtvoer of bijproduct. Om deze reden vallen de voederbieten niet onder ruwvoer maar worden ze als bijproduct beschouwd.

In het 1e blok staan de vervoederde kg krachtvoer en mineralen en hun kostprijs uitgedrukt per koe. Het betreft hier de kilogrammen voer die aan de melkkoeien gevoerd zijn.

Het 2e blok is gelijkaardig als het 1e blok, maar de vervoederde kg zijn nu uitgedrukt per 100 l geproduceerde FPCM.

Het 3e blok geeft de aankoopprijzen van dit boekjaar van de vervoederde bijproducten weer.
Indien een bijproduct uitsluitend uit de voorraad is vervoederd, dan zullen er wel kg vermeld staan in de kolom kg ds, maar geen bedrag/100 kg ds. De aankoopprijs is dan namelijk van een ander boekjaar en niet vergelijkbaar. De bedoeling van dit blok is om aankoopprijzen per product enigszins te kunnen vergelijken met de aankoopprijzen van de gemiddelde boer. In de kolom voederwaarde wordt op basis van de gemiddelde VEM en DVE prijs in het boekjaar voor de bijproducten en enkelvoudige krachtvoeders de voederwaarde berekend. Vervolgens wordt de aankoopprijs vergeleken met deze voederwaarde. In de regel totaal zitten wel eventuele voorraadprijzen.

In het 2e blok zijn de bedragen gebaseerd op kostprijs. Dus voor producten die hoofdzakelijk uit voorraad vervoederd worden, kan het bedrag afwijken van het bedrag in het 3e blok.

Voorbeeld:
Januari-boekhouding: (alle perspulp wordt uitsluitend aan de melkkoeien gevoerd)

Beginvoorraad perspulp 15.000 kg ds ad € 0,12/kg ds = € 1.800
Aankopen boekjaar 14.000 kg ds ad € 0,17/kg ds = € 2.380
Eindvoorraad 13.000 kg ds ad € 0,17/kg ds = € 2.210

Vervoederd is dus: 16.000 kg ds, namelijk 15.000 kg ds uit voorraad ad € 1.800 en 1.000 kg ds van dit boekjaar € 170
Totaal dus 16.000 kg ds met een kostprijs van € 1.970 is gemiddeld € 12,31 / kg ds.
In dit voorbeeld zal voor de perspulp in het 3e blok staan:
Vervoederd: 16.000 kg ds bedrag/100 kg ds 0,17
In het 2e blok is bij het bedrag per 100 L FPCM gerekend met € 12,31 / kg ds

Inhoudsopgave

Analyse vleesopbrengsten melkveehouderij

Bij de analyse van de vleesopbrengsten wordt er eerst nagegaan hoeveel dieren er gemiddeld aanwezig waren op het bedrijf gedurende het boekjaar. Het jongvee dat hier vermeld staat als gemiddeld aanwezig jongvee, betreft alleen de dieren die effectief op het bedrijf aanwezig zijn. Indien er nog jongvee opgefokt wordt door derden, dan zijn die dieren meegerekend in het gemiddeld totaal jongvee.
Kalversterfte tot 14 dagen zijn alle doodgeboren kalveren of kalveren die binnen de 14 dagen sterven. Wanneer bijvoorbeeld een vaars te vroeg afkalft en ze kan gemolken worden, wordt dit doodgeboren kalf bij kalversterfte tot 14 dagen genoteerd.

Daarna wordt er nagegaan hoeveel dieren er bijgekomen zijn om melk te produceren en hoeveel dieren er uitgestoten zijn.

De insteek van melkkoeien zijn de vaarzen die naar de melkexploitatie gekomen zijn, bijvoorbeeld: er zijn in het boekjaar 26 vaarzen overgaan, op een veestapel die uitgebreid is van 86 naar 90 melkkoeien, met een gemiddelde van 88 koeien, dus er is 30 % insteek melkkoeien. Bij deze vaarzen houdt men rekening met zowel de eigen als de aangekochte vaarzen.

Bij de uitstoot melkkoeien wordt er een onderscheid gemaakt tussen gedwongen en vrijwillige uitstoot. Gedwongen uitstoot zijn de koeien die weg gegaan zijn om een dringende reden zoals dood, uier-, beenwerk- of vruchtbaarheidsproblemen. De vrijwillig uitgestoten koeien zijn diegenen die men verkocht heeft als fokvee of die een te lage productie hadden.

Het % vervanging is de ‘insteek melkkoeien' verminderd met de ‘dieren verkocht als fokvee' en verminderd of vermeerderd met de uitbreiding of inkrimping van de veestapel, gedeeld door het aantal koeien. Bijvoorbeeld 26 vaarzen - 4 uitbreiding - 11 koeien op 88 koeien is 13 % vervanging.
Het vervangingspercentage kan sterk schommelen van het ene jaar tegenover het andere. Enkele oorzaken hiervan kunnen een veestapeluitbreiding of veel zieke koeien zijn. Er wordt gestreefd naar een vervangingspercentage van 25 à 30 %.

% dood van de gemiddeld aanwezige koeien is het aantal afgevoerde koeien met de code dood gedeeld door het gemiddeld aanwezige aantal melkkoeien.
Aantal vaarzen afgevoerd binnen 365 dagen is het aantal dieren dat afgevoerd wordt binnen 365 dagen na overgang jongvee. Dieren die als fokvee verkocht worden tellen niet mee in deze berekening. Let op, dit is boekjaar overschrijdend. Dus een vaars die heeft afgekalfd in het vorige boekjaar en dit boekjaar wordt verkocht binnen de 365 dagen na haar kalfdatum, telt mee.

In het afkalfpatroon is zichtbaar gedurende welke maanden de kalvingen plaatsvinden. Binnen de meeste systemen wordt erna gestreefd om de kalvingen gelijkmatig te verdelen over het jaar. Op de deze manier kan de huisvesting het efficiëntst mogelijk worden gebruikt.

Niet onbelangrijk zijn de vleesopbrengsten van de verkochte koeien en nuchtere kalveren. Dit zijn de overige opbrengsten vanuit de melkveetak.

Inhoudsopgave

Jongvee opfok

Bij de opfok van het jongvee worden de variabele en vaste kosten die men specifiek maakt voor het jongvee weergegeven.
Er worden geen opbrengsten gerekend omdat deze er niet zijn. Het jongvee zal pas opbrengsten genereren als ze gekalfd hebben en melk produceren. De opbrengst van het jongvee wordt met andere woorden uitgesteld tot ze bij het melkvee behoren.
Wanneer de vaarzen overgaan naar het melkvee, worden de kosten die voor deze vaarzen gemaakt zijn, opgenomen bij de kosten van het melkvee. Men heeft deze kosten immers gemaakt voor de vaars opbrengsten oplevert.

De variabele kosten zijn de specifieke kosten die men maakt voor het jongvee en die in proportie stijgen of dalen naar gelang het aantal stuks jongvee toe- of afneemt.
De vaste kosten zijn dezelfde als die in de resultatenrekening maar het zijn enkel die kosten die gemaakt werden voor het jongvee.

Onder opfokvergoeding worden alle kosten genoteerd die gemaakt worden voor jongvee in opfok bij derden. Het jongvee dat in opfok is, wordt bij het gemiddeld aanwezige vee niet meegeteld. Maar in de berekening van de opfokkosten worden deze dieren wel meegeteld. Daarom spreken we ook over een gemiddeld aantal stuks jongvee (dit is inclusief de dieren die in opfok bij derden zijn) en gemiddeld aanwezig jongvee (dit zijn de dieren die effectief op het bedrijf aanwezig zijn).
Bij de Algemene bedrijfsgegevens wordt het gemiddeld aanwezig jongvee, excl. de dieren bij de opfokker, weergegeven.

Onder het resultaat van het jongvee is een overzicht weergegeven waarin een aantal belangrijke kengetallen zijn weergeven. Zo is de afkalfleeftijd en melkvee ten opzichte van jongvee verhouding opgenomen.

Ook is er een krachtvoeranalyse gemaakt waarbij zichtbaar is hoeveel kilogram krachtvoer en melkpoeder er naar ieder stuk jongvee gaat.

Inhoudsopgave

Ruwvoer

Bij het onderdeel ruwvoer wordt een beeld gegeven van wat de totale kosten van het eigen geteelde ruwvoer zijn en hoeveel deze per ha bedragen. Er wordt ook rekening gehouden met de kosten die men maakt om ruwvoer aan te kopen.

De kosten worden weer onderverdeeld in vaste en variabele kosten.
De vaste en variabele kosten voor het ruwvoer werden ook verrekend bij de exploitatie van het melkvee en de opfok van het jongvee.

Inhoudsopgave

Kosten ruwvoerwinning

Bij de kosten van de ruwvoerwinning krijgen we een beeld van alle kosten die men maakt voor het telen van eigen ruwvoer en dit per teelt. De bedragen worden weergegeven in totale cijfers en per hectare.

De variabele kosten voor de ruwvoerwinning zijn het zaadgoed, de meststoffen, de gewasbeschermingsmiddelen, het loonwerk en de overige kosten. Deze kosten worden specifiek gemaakt voor het telen van het ruwvoer.

Bij deze variabele kosten wordt de machinekost voor het veldwerk gerekend om zo tot de totale kost van de teelt te komen.
De machinekost voor het veldwerk wordt berekend aan de hand van de procentuele verdeling die de machine voor de winning van het ruwvoer doet. Het onderhoud en de herstellingen die men aan de machines heeft, worden verdeeld over het totaal aantal ha. De kosten van de tractor worden eerst verdeeld naargelang hun procentuele verdeling voor het vee en het veldwerk. Verder worden de veldkosten van de trekker verdeeld over het aantal ha.

Inhoudsopgave

Analyse graslandgebruik en voedergewassen

De analyse van het graslandgebruik en de voedergewassen toont aan hoe men de percelen bemest heeft.
Aan de hand van deze gegevens kan men nagaan of men de teelten te weinig of te veel bemest heeft.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de effectief bemeste eenheden, de normen die men volgens de wet niet mag overschrijden en de eenheden die men nodig heeft om landbouwkundig een goede opbrengst te genereren.

Bij de bemesting van grasland en snijmaïs hebben we te maken met wettelijk vastgelegde maxima voor het gebruik van N en P.

Deze cijfers zijn globaal weergegeven in de kolom normgetallen. De getallen zijn globaal omdat ze van meerdere zaken, zoals grondsoort, afhankelijk zijn.
De bijbehorende getallen voor K zijn hier uit afgeleid. Op het gebruik van K zit geen wettelijke beperking maar voor de melkveehouder is het echter wel van belang. Een te lage K bemesting resulteert in een opbrengstderving en een te hoge K bemesting is negatief voor de diergezondheid.

Daarnaast is er de kolom landbouwkundig. Hierin staan de getallen zoals we landbouwkundig willen bemesten voor optimale opbrengsten, met goede kwaliteit.

De 400 kg N is berekend uit de optelling van kunstmest N en drijfmest N.
De drijfmest N moet hierbij gerekend worden met een benutting van 55 – 60 %. P uit kunstmest moet voor 100 % gerekend worden. Van de P uit drijfmest is ruim 60 % beschikbaar. De rest wordt vastgelegd in de grond.
K uit kunstmest moet voor 100 % gerekend worden. Uit de drijfmest varieert dit van 50 – 95 %. Dit is vooral afhankelijk van de verdeling over het jaar.
Naast het niveau is ook de verhouding erg belangrijk. Van 1 element veel te weinig geven, en van het andere teveel geeft alleen maar hoge kosten.

De genoemde benutting van N, P en K uit drijfmest gelden alleen voor uitgereden drijfmest. De benutting van weidemest ligt fors lager en is alleen op die plek van toepassing waar de koe het toevallig heeft laten vallen. Voor de totale berekening wordt deze mest buiten beschouwing gelaten.

400 kg N als optimum komt uit de periode voor de quotering. Er is toen onderzoek gedaan naar de extra opbrengsten van 1 kg N en de daarbij behorende kosten. Het is dus een economisch onderbouwd verhaal.
Bij de N is er heel duidelijk een verhaal van de afnemende meeropbrengsten. Zonder bemesting wordt er ook 4000 – 5000 kg DS / ha geoogst.

In het traject 300 – 400 kg N (uit kunst- en drijfmest) wordt er gemiddeld nog 7 kg DS / kg N geproduceerd.

Ook is aangegeven hoeveel procent er in totaal wordt gemaaid. Met dit vergelijkinggetal is het mogelijk om de intensiviteit van het graslandbeheer te bepalen.

Inhoudsopgave

Analyse kosten dood kapitaal

Bij de analyse van het dood kapitaal worden de kosten die men gemaakt heeft voor het dood kapitaal opgesplitst.

Er wordt een beeld gegeven van de machinekosten per hectare rundveehouderij en marktbare teelten. Deze machinekosten wordt onderverdeeld in de kosten van eigen mechanisatie en de bewerkingskosten door derden.

Verder worden de tractorkosten per uur weergegeven. Deze worden opgesplitst in variabele en vaste kosten.

Onderaan wordt een beeld gegeven van het totale bedrag aan kosten welke gemaakt zijn voor het dood kapitaal en het bedrag per 100 liter FPCM.

Inhoudsopgave

Zonnepanelen

De inkomsten en uitgaven hiervan worden op een apart blad in de uitslag berekend. Het saldo wordt dan opgenomen bij Saldo overige.
Op de lijst van het dood kapitaal kan met de code zonnepanelen aangegeven worden welke investering daarvoor is geweest.
De werkwijze is eigenlijk hetzelfde als voor andere neventakken, bijvoorbeeld akkerbouwer, vleesvee of zoogkoeien.

Inhoudsopgave

Ratio's en financiële kengetallen

De ratio's en financiële kengetallen zijn een belangrijk gegeven voor het melkveebedrijf. Er kan uit afgeleid worden hoe rendabel en solvabel het bedrijf is.

Inhoudsopgave

Solvabiliteit

De solvabiliteit geeft aan hoeveel er met het eigen vermogen geïnvesteerd is ten opzichte van het totaal geïnvesteerde kapitaal. De solvabiliteitsratio's geven weer of het bedrijf een gezonde financiële structuur heeft.

Inhoudsopgave

Solvabiliteitsratio per einde boekjaar

De solvabiliteitsratio per einde boekjaar geeft aan hoeveel het totaal geïnvesteerd kapitaal, of het activa, kan dalen om toch nog alle schulden te kunnen terug betalen. Bij een solvabiliteitsratio van bijvoorbeeld 2,14 wordt verstaan dat het eigen vermogen 2,14 keer groter is dan het vreemd vermogen. Een bedrijf met een solvabiliteit van 2,14 kan op lange termijn haar financiële verplichtingen in verband met intrestbetaling en aflossing van schulden blijven voldoen.

Er wordt gestreefd om een minimum solvabiliteitsratio per einde boekjaar van 1 te behalen, zodat het eigen vermogen minimaal gelijk is met het vreemd vermogen.

Inhoudsopgave

Rendabiliteit

De rendabiliteit wordt berekend door de totale opbrengsten te delen door de totale kosten. De rendabiliteit geeft weer hoeveel opbrengsten men kan verkrijgen uit 1 euro kosten. Als we een rendabiliteit van bijvoorbeeld 1,25 hebben, wil dit zeggen dat men voor 1 euro kosten, 1,25 euro opbrengsten genereert.

Inhoudsopgave

Rendabiliteit totaal vermogen

De rendabiliteit van het totale vermogen geeft de mate van vergoeding van het geïnvesteerde vermogen weer.

Deze ratio wordt als volgt berekend:

Rtv = (Netto bedrijfsresultaat totaal + fictieve pacht + berekende rente) / totaal vermogen begin boekjaar.

Inhoudsopgave

Rendabiliteit eigen vermogen

De rendabiliteit van het eigen vermogen geeft de mate van vergoeding voor het geïnvesteerde eigen vermogen weer.

Deze ratio wordt als volgt berekend:

Rev = (Netto bedrijfsresultaat totaal + fictieve pacht + berekende rente – betaalde rente + ontvangen rentesubsidie) / eigen vermogen begin boekjaar

Inhoudsopgave

Rendabiliteit vreemd vermogen

De rendabiliteit van het vreemd vermogen is de vergoeding voor het geïnvesteerde vreemd vermogen.

Deze ratio wordt als volgt berekend

Rvv = (betaalde rente - ontvangen rentesubsidie) / vreemd vermogen begin boekjaar

Inhoudsopgave

Omloopsnelheid

De omloopsnelheid is een ratio die aangeeft hoe efficiënt het vermogen binnen een onderneming wordt gebruikt. Één van de belangrijkste doelstelling van een onderneming is om zo veel mogelijk opbrengsten te realiseren met zo weinig mogelijk middelen.

De omloopsnelheid wordt berekend door de totale opbrengsten te delen door het gemiddeld geïnvesteerd totaal vermogen.

Inhoudsopgave

Rentedekking

De rentedekking geeft de verhouding weer tussen de winst voor betaalde rentelasten en de betaalde rentelasten zelf. Het is een maatstaf om na te gaan hoe ruim de marge is om aan belangrijke financiële verplichtingen, zoals rente, te voldoen.
Bij de berekening wordt geen rekening gehouden met de te betalen aflossing.

Inhoudsopgave

Moderniteit

De moderniteit is een maatstaf voor de vervanging van de vaste activa zoals gebouwen en machines. Een lage of afnemende moderniteit geeft aan dat het bedrijf veroudert. De moderniteit wordt berekend door de boekwaarde op het einde van het jaar te delen door de aanschafwaarde.

Inhoudsopgave

Aflossingspercentage

Het aflossingspercentage is de maatstaf voor het tempo waarin de leningen gemiddeld worden terugbetaald. De grootte van het aflossingspercentage zal afhankelijk zijn van de activa waarvoor men geleend heeft.
Het aflossingspercentage wordt berekend door het totaal van de aflossingen te delen door het beginsaldo van de leningen.

Inhoudsopgave

Investering eigen middelen 4jr/100L FPCM

De investeringen eigen middelen 4 jr/ 100L FPCM is het bedrag dat men gemiddeld geïnvesteerd heeft met eigen middelen over de afgelopen 4 jaar per 100 liter FPCM

Inhoudsopgave

Aflossing 4 jr/100L FPCM

De aflossing 4 jr/100L FPCM is het kapitaal dat men gemiddeld afgelost heeft gedurende de afgelopen 4 jaar per 100 liter FPCM.

Inhoudsopgave

Reserveringscapaciteit

De reserveringscapaciteit is een heel belangrijk kengetal. Het is de cashflow minus totaal privé uitgaven. Dit bedrag is beschikbaar voor aflossingen, investeringen en reserveringen.
De reserveringscapaciteit geeft aan of het bedrijf zich voldoende ontwikkelt.
Het bepaalt de slagkracht van het bedrijf of met andere woorden de mogelijkheden tot uitbreiding.

Inhoudsopgave

Kritieke opbrengstprijs

De kritieke opbrengstprijs is de melkprijs die men minimaal nodig heeft om alle bedrijfsuitgaven, financieringskosten en privé-bestedingen, inclusief belastingen en sociale lasten, te kunnen betalen. Met de kritieke opbrengstprijs kan het bedrijf net alle uitgaven betalen, maar er kan niet worden geïnvesteerd of gereserveerd.

Inhoudsopgave

Bodemprijs

De bodemprijs is de kritieke opbrengstprijs verminderd met de kapitaalaflossing bij de bank. Het verschil tussen de kritieke opbrengstprijs en de bodemprijs geeft aan hoeveel extra melkprijsdaling het bedrijf kan opvangen door deels of helemaal niet af te lossen bij de bank.

Inhoudsopgave

Benodigd voersaldo (IOFC)

Met het benodigd voersaldo berekenen we bij welk voersaldo u aan uw verplichtingen kan voldoen. We leiden het af uit de kritieke opbrengstprijs waar dit kengetal mee samenhangt. We geven het ook weer op pagina 20.

De bedoeling is om met dit getal een aansluiting te hebben tussen het Cowdashboard en de boekhouding.

Eerst wordt het benodigd voersaldo per 100 li FPCM geproduceerd berekend, omdat we in de boekhouding alle cijfers hebben op deze basis. Dit getal wordt dan omgerekend naar de weergave zoals ze in Cowdashboard staan, namelijk benodigd voersaldo per kg verkochte FPCM en per melkgevende koe per dag.

De berekening is als volgt:
We vertrekken vanuit de kritieke opbrengstprijs. Daar zitten de voerkosten van de koeien in, dus die moeten er uit gehaald worden. Dan ontstaat het benodigd voersaldo. Het eruit halen van de voerkosten gebeurt in 3 onderdelen, namelijk de

  1. variabele voerkosten; deze staan vermeld op blz. 7 “Melkvee exploitatie” Totale voerkosten per 100 l FPCM
  2. de vaste voerkosten; deze staan vermeld op blz. 15, onderste blok, regel melkkoeien, als totaalbedrag. Dit bedrag wordt gedeeld door de geproduceerde li FPCM.
  3. de voerkosten voor de droogstaande koeien er weer bijtellen; uitgangspunt is dat 12% van de koeien droogstaat en dat de voerkosten € 1,40 per dag zijn voor deze dieren. Dit wordt dan omgerekend per 100 li FPCM geproduceerd.

Dus:

kritieke opbrengstprijs
af: variabele voerkosten
af: vaste voerkosten melkvee
bij: voerkosten droogstaande koeien
benodigd voersaldo per li geproduceerde FPCM

Dit wordt vervolgens omgerekend naar benodigde voersaldo per kg verkochte FPCM en naar het benodigd voersaldo per melkgevende koe per dag.

Vergelijking Cowdashboard

Als u het benodigd voersaldo per koe uit de boekhouding vergelijkt met uw Cowdashboard, dan kan er een verschil ontstaan als het melkproductieniveau in Cowdashboard op dat moment hoger of lager ligt dan het jaargemiddelde in de boekhouding.

Inhoudsopgave

Kritieke opbrengstprijs

De kritieke opbrengstprijs is de melkprijs die men minimaal nodig heeft om alle bedrijfsuitgaven, financieringskosten en privé-bestedingen te kunnen betalen. Met de kritieke opbrengstprijs kan het bedrijf net alle uitgaven betalen, maar er kan niet worden geïnvesteerd of gereserveerd.

De kritieke opbrengstprijs is een belangrijk gegeven voor de melkveehouder. Hij heeft een beeld van wat hij maximum mag uitgeven om break-even te draaien.

De kritieke opbrengstprijs wordt weergegeven met en zonder bedrijfstoeslag. Het verschil tussen beide is het bedrag van de bedrijfstoeslag. Bij de berekening van de kritieke opbrengstprijs met bedrijfstoeslag wordt de bedrijfstoeslag van de totale uitgaven van het bedrijf afgetrokken. Hierdoor is de kritieke opbrengstprijs met bedrijfstoeslag lager dan deze zonder bedrijfstoeslag.

De werkelijke opbrengstprijs is het bedrag dat men effectief ontvangen heeft voor de melk gedurende het boekjaar.

De marge is het verschil tussen de kritieke opbrengstprijs van het boekjaar en de ontvangen melkprijs van het boekjaar. De marge geeft aan hoeveel men over of tekort had in het boekjaar.

Inhoudsopgave

Btw-balans

De btw-balans geeft aan hoeveel btw-winst of verlies er gemaakt is in de forfaitaire landbouwregeling, ongeacht in welk stelsel het bedrijf zit.Een melkveehouder die in het forfaitaire stelsel zit kan nagaan hoeveel btw-winst of verlies hij effectief gemaakt heeft door in het stelstel te zitten. Er wordt ook weergegeven hoeveel de btw-winst of verlies bedraagt indien de investeringen niet meegerekend worden. Onderaan kan de evolutie van de laatste 5 jaar worden bekeken, omdat een meerjarig overzicht een beter beeld geeft van het voor- of nadeel van het gekozen btw stelsel.

Inhoudsopgave